- Objectnummer30489b
- TitelBegrafenisschild van het pijpmakersgilde.
- VervaardigerBeest, H. van (zilversmid), Rotterdam
- Datum
1735
- Beschrijving
Gedreven zilveren schild van het Pijpenmakersgilde te Gouda. Vorm: De rand van het enigszins eivormig schild vertoont een vegetaal motief in zwaar drijfwerk op een gekorrelde grond. In het bladmotief van de rand zijn 4 Goudse pijpem verwerkt. De bovenzijde van het schild vertoont een kroon, de onderzijde het Gekr. Wapen van Gouda omgeven door bladwerk. Op het middenveld, omgeven door een geprofileerde lijst met ingetrokken hoeken, voorstelling in graveerwerk van het vervoer van de pijpen naar de oven. Twee arbeiders dragen aan een juk een berry waaraan een mand en vat gevuld met nog te bakken pijpen. Op de mand 'Gouda'. Op het vat '1735'.ik van Beest, Rotterdam; jaarletter Z Aan de achterzijde van het schild drie ogen, waaraan twee kettingen tezamenkomend in ring. Meesterteken Hendrik van Beest, Rotterdam; jaarletter Z; Rotterdamse keur; herkeur
- Nu te zien in het museum
- Soort object
- CollectieGeschiedenis van Gouda
- TrefwoordenGoudse pijpen, gilden
- Materiaal
- Formaat
- hoogte: 35.50 cm
breedte: 28.00 cm - Opschrift(en)
- soortmerk
- inhoudHendrik van Beest, Rotterdam; Z
- soortopschrift
- inhoudGouda; 1735
- LiteratuurHoogtepunten. Highlights.Sluijter-Seijffert, Nicolettepagina 68-69Tekst in Nederlands en Engels, met afbeelding in kleur.
- Dutch silver.Frederiks, J.W.
- De Gilden in GoudaGoudriaan, KoenPagina 85.
- Geschiedenis van Holland 1572 tot 1795. Deel IIpagina 236afbeelding 97
- Tekstentekst vaste opstelling NL (2007)
Begrafenisschilden van het Goudse pijpenmakersgilde
Zilver, gedreven
Inscriptie: ‘Gouda 1735’ (op –b.)
Merken: Hollandse leeuw, stadskeur Rotterdam, jaarletter Z=1734; meesterteken Hendrik van Beest (Giessen 1680 - Rotterdam 1772)
inv.nr. 30489a=b
Deze schilden worden bij het overlijden van een gildenbroeder aan weerszijden van de kist over het lijkkleed gehangen. Op het ene schild is het interieur van een pijpenmakerij afgebeeld, de vier personen beelden vier verschillende stadia van het pijpenmaken uit. Het andere schild toont hoe pijpen in een pot worden vervoerd. - tekst vaste opstelling NL (2007)
Vitrine 1. De ontwikkeling van het model. Het Goudse pijpenmakersgilde
Het roken is in de achttiende eeuw een aanvaarde gewoonte, ook al verzet de overheid zich er officieel tegen. Tabak is goedkoop en er wordt dus flink gerookt. Buitenlandse reizigers verbazen zich hierover. In het reisverslag van een Fransman is te lezen dat hij omstreeks 1750 wel driehonderd rokers telde in een herberg in Rotterdam. Hij klaagt over de rook die opstijgt uit de trekschuiten en die ‘de vossen uit hun holen joeg’.
De vraag naar kleipijpen stijgt en de Goudse bedrijven groeien in aantal en omvang. Zij investeren in de ontwikkeling van nieuwe modellen en het verbeteren van de kwaliteit door een vergaande arbeidsverdeling. Vanaf het einde van de zeventiende eeuw wordt de pijp met dikke steel en een kleine buikige kop vervangen door de pijp met een ketel in de vorm van een trechter, die meer tabak kan bevatten. Ook de wand van de ketel en de steel worden dunner. De steel zelf wordt langer. Vanaf ongeveer 1740 ontstaat uit de trechtervormige pijpenkop de ovale kop met een grotere inhoud voor de tabak.In het jaar 1660 krijgen de Goudse pijpenmakers toestemming van de stad om een gilde op te richten. Eerdere pogingen mislukten. Er wordt een bestuur gekozen en een reglement opgesteld. Alle pijpenmakers worden verplicht om lid te worden van deze vakvereniging. Het gilde regelt niet alleen de gang van zaken in de bedrijven, maar heeft ook een sociale functie. Zo heeft het bijvoorbeeld de zorg voor de begrafenis van een gildenbroeder maar ook de zorg voor de nabestaanden.
Tot de taken van het gilde behoort in de eerste plaats het registreren van de merken van de pijpenmakers en het regelen van de rechten en plichten van de bazen, knechten en leerlingen. Zo ziet men toe op de aanvoer van klei, en regelt de baklonen met de pottenbakkers die meestal de pijpen in hun ovens bakken. Daarnaast treedt het gildebestuur op bij geschillen en beschermt de Goudse producten zo goed mogelijk tegen oneerlijke concurrentie vanuit andere steden. Zo sticht het gilde een eigen markt in Gouda na een onenigheid over de staangelden op de Amsterdamse pijpenmarkt. In hetzelfde jaar mogen pijpenmakers niet langer meer zelf de pijpen verhandelen, zodat zij zich volledig wijden aan de verbetering van de kwaliteit van hun product. Het gilde richt ook een bank van lening op, ‘het pijpenpand’, waar pijpenmakers met tijdelijke financiële moeilijkheden, hun pijpen kunnen belenen. Als de handel in pijpen tegen het einde van de achttiende eeuw terugloopt, wordt zelfs een stadspijpenfabriek opgericht. In 1798 worden op last van de overheid, die dan in Franse handen is, alle gilden opgeheven. De bestaande gilderegels blijven echter gelden. In 1814 wordt een nieuw reglement voor de pijpenhandel opgesteld.


