na 1898

Gezicht op de Dam. Stadsgezicht van het plein de Dam in Amsterdam, gezien in de richting van de Nieuwe Kerk. Links is nog een deel van het Koninklijk Paleis te zien. Op het plein lopen mensen, linksvoor twee vrouwen met witte schorten met een kind tussen hen in. Rechts staan koetsen (paardentrams) met een bruin en een wit paard. In het midden een rode reclamezuil. De natte straatstenen weerspiegelen het tafereel.

lijst hoogte inclusief: 47.40 cm
lijst breedte inclusief: 58.60 cm
lijst diepte inclusief: 8.00 cm
paneel hoogte: 28.50 cm
paneel breedte: 40.00 cm

Er is meer informatie over dit kunstwerk en de kunstenaar beschikbaar. Dit is op te vragen bij Museum Gouda.

Opmerkelijk document vanuit documentatie inv.nr. 03182:

Afschrift van de Politie-Velsen (rapport d.d. 6 november 1947)
Onderwerp: Verhoor P. de Groot inzaken schilderij Breitner
Rapporteur: J.M. Barentsen, adjudant van gemeentepolitie

Naar aanleiding van bijgaande stukken betreffende een in mei 1945 bij de B.S. te Haarlem gedeponeerd schilderij gesigneerd Breitner, is door mij: Johannus Marinus Barentsen, adjudant van gemeentepolitie te Velsen, ingevolge bekomen opdracht gehoord op 6 november 1947:

PIETER de GROOT: oud 36 jaar, detacheur, wonende Koningsplein No. 10 te IJmuiden, gemeente Velsen, die desgevraagd verklaarde:

“In December 1944 was ik door de Duitsers in Oosterbeek te werk gesteld voor arbeidsinzet. In die dagen haalden de Duitsers daar alles wat van hun gading was uit de woningen. Schilderijen bijvoorbeeld werden daarbij buiten gezet en deskundigen wezen dan de waardevolle aan. Deze werden direct weggehaald. Op een dag was ik in een straat waar de Duitsers daarmede bezig waren. In een luxe “Opel” auto die daar stond zag ik toen een schilderstukje staan. Ik begreep dat dit apart was gezet en dat het dus iets goeds moest zijn. Ik heb dat schilderstukje uit de auto genomen en onder mijn jas verborgen. Zo ben ik er mee naar mijn kwartier gegaan en daar heb ik het onder mijn bed verborgen. Nog tijdens de bezetting heb ik het naar mijn toenmalige woning aan de Zomerluststraat te Haarlem weten over te brengen. Ik had inmiddels gezien dat het schilderij was gesigneerd met de naam Breitner en dat het de Dam te Amsterdam voorstelde. Zodra ik na de bevrijding terug was in Haarlem heb ik het schilderij afgegeven aan de B.S. aldaar, met opgave van de herkomst voorzover mij die bekend was. Daarbij heb ik een bewijs van afgifte ontvangen wat ik U hierbij toon (De Groot toonde mij, rapporteur, een schriftelijke verklaring van de Commandant Sectie V.B.S. Haarlem gedateerd 9 mei 1945 waaruit blijkt van de afgifte van voormeld schilderij). Nadien heb ik over het schilderij niets meer vernomen. Ik heb nimmer de bedoeling gehad mij dat schilderij toe te eigenen. Ik had geen ander oogmerk dan het uit handen van de Duitsers te houden. Ik weet niet wie eigenaar van het schilderij is, evenmin weet ik uit welk huis het is gekomen. Het is het zelfde schilderij als het schilderij dat U mij thans toont (Ik, rapporteur toon het in deze bedoelde schilderij.

Velsen, 6 november 1947
De adjudant van gemeentepolitie

(in handschrift ondertekend:  B )

Aan
De Heer Commissaris van Politie
Der gemeente Velsen

(In handschrift geschreven)

Hoofdcommissaris J.P. Weyburg
Dreef 62 Heemstede